Referentiefuncties Dierhouderij

Functiecategorie

Functieschaal

Leidinggevend


Zoeken op oude referentiefunctienamen

Medewerker paardenhouderij

Kenmerken van de referentiefunctie

De medewerker paardenhouderij kan voorkomen op paardenhouderijen waar paarden worden (op)gefokt t.b.v. de verkoop als sportpaard. De werkzaamheden kennen overwegend een kort cyclisch (dagelijks tot maandelijks) repeterend (terugkerend) patroon. Procedures, voorschriften en te behalen resultaten zijn leidend. De focus ligt op het continueren van het gekende operationeel proces. De functiehouder deelt, in overleg met leidinggevende en collega’s, het eigen werk in aan de hand van te realiseren dagplanningen. Collega/leidinggevende is consulteerbaar, operationele werkzaamheden en te maken keuzes worden afgestemd met op locatie aanwezige personen (collega’s/leidinggevende e.d.). De functiehouder is verantwoordelijk voor het verzorgen en inspecteren van verblijfsruimten. Daarnaast is hij/zij verantwoordelijk voor het verzorgen, inrijden, trainen en controleren van zijn toegewezen paard(en)(groep).

Organisatie

  • Direct leidinggevende: vakinhoudelijk leidinggevende
  • Geeft leiding aan: niet van toepassing
Resultaat­gebieden Taken Resultaatindicatoren
Belering van paarden
  • volgens vastgesteld schema inrijden van paarden door middel van o.a. stappen aan de hand en longeren;
  • d.m.v. dekens, singels, etc. paarden laten wennen aan zadel;
  • volgens schema trainen van zadelmakke paarden, hierbij telkens rekening houdend met gedragingen van het paard tijdens eerdere trainingen.
  • volgens schema;
  • kwaliteit getrainde paarden;
  • tevredenheid collega’s/derden.
Verzorging en inspectie verblijfs­ruimten
  • schoonmaken en indien vereist ontsmetten van verblijfsruimten, apparatuur en gebruikte hulpmiddelen;
  • verzamelen en afvoeren van mest/afval naar de daartoe bestemde plaats;
  • indien wettelijk toegestaan bestrijden en/of verwijderen van plaagdieren;
  • inspecteren van verblijfsruimten en signaleren van (dreigende) onvolkomenheden.
  • volgens procedure;
  • conform wet- en regelgeving;
  • orde en netheid.
Dier­verzorging
  • begeleiden van paarden van en naar verblijfsruimten dan wel transporteren naar en plaatsen van paarden in verblijfsruimte;
  • bereid voedsel (handmatig) doseren volgens instructie en voederen van paarden;
  • assisteren bij medische en fysieke behandelingen van paarden;
  • observeren van paarden, signaleren van afwijkend gedrag en melden van bijzonderheden aan de bedrijfsleiding.
  • volgens procedure;
  • alertheid afwijkend gedrag;
  • optimalisatie dierenwelzijn;
  • tevredenheid collega’s/derden.

Bezwarende omstandigheden

  • Hinder van temperatuurverschillen, stof, stank, vuil en vocht.
  • Uitoefenen van kracht bij het verplaatsen en corrigeren van dieren, het tillen en verplaatsen van materialen en te verrichten schoonmaakwerkzaamheden.
  • Incidenteel gedwongen houding bij het in bedwang houden van dieren t.b.v. behandeling, voeding, verzorging of transport en bij reinigingswerkzaamheden.
  • Kans op letsel door uitglijden, dieragressie, vertillen, beknelling of infecties.

Het functieniveau wordt enkel bepaald door de inhoud van de functieomschrijving en niet door het competentieprofiel.

Kennis en vaardigheden

  • MBO 1 - 2 werk- en denkniveau.
  • Kennis van het proces m.b.t. het beleren van paarden
  • Kennis van gehanteerde procedures en werkinstructies.
  • Enige ervaring in een vergelijkbare functie.

Competentieprofiel

Ethisch en integer handelend (1):
  • houdt zich aan de omgangsvormen en regels m.b.t. de mensen, de omgeving en het milieu die in het werk absoluut nooit mogen worden overtreden;
  • neemt de kwetsbaarheid van dieren in acht.
Gedrevenheid/ambitie (2):
  • doet het werk goed en probeert hiermee een voorbeeld te zijn voor collega’s.
Instructie- en procedure gerichtheid (2):
  • volgt de voorgeschreven instructies op;
  • is alert op (veiligheids-)risico’s.
Kwaliteitsgerichtheid (2):
  • is in staat systematisch te werken binnen de daartoe gestelde tijd;
  • heeft extra aandacht voor de punten die kritisch zijn voor de kwaliteit.
Samenwerkend en overleggend (1):
  • is in staat op de juiste wijze om te gaan met de mensen in zijn groep;
  • is in staat zijn werkzaamheden af te stemmen op de groep.
Vakdeskundigheid toepassend (2):
  • werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;
  • is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.