Referentiefuncties Dierhouderij

Functiecategorie

Functieschaal

Leidinggevend


Zoeken op oude referentiefunctienamen

Chauffeur binnenland

Kenmerken van de referentiefunctie

De chauffeur binnenland komt voor bij grotere agrarische bedrijven met eigen vrachtauto(‘s). De chauffeur rijdt met een vrachtwagencombinatie of een truck met oplegger en maakt gebruik van navigatie- en communicatiesystemen. Er is sprake van voornamelijk vaste rijroutes met bekende afleveradressen/-locaties met bekende contactpersonen (ook in stedelijke gebieden). Het betreft vrijwel uitsluitend dagritten in Nederland. In geval van (dreigende) vertraging of calamiteiten dient de functiehouder ruggespraak te houden met de (transport)planning. De chauffeur binnenland is belast met het beladen van de vrachtwagen, transporteren en afleveren van dieren/goederen/producten op de afleverlocatie. Functiehouder maakt eventueel gebruik van een eigen handpallet/hefapparaat. Het laden en lossen gebeurt soms in een expeditieloods maar meestal in de open lucht.

Organisatie

  • Direct leidinggevende: vakinhoudelijk leidinggevende
  • Geeft leiding aan: niet van toepassing
Resultaat­gebieden Taken Resultaatindicatoren
Route­voor­bereiding en -uitvoering
  • (laten) beladen van dan wel naar binnen (laten) begeleiden van dieren in de auto met de voor de route gereed gestelde orders eventueel met behulp van heftruck, handpallettruck en laadklep;
  • controleren van de volledigheid van de zending, melden van ontbrekende hoeveelheden;
  • besturen/bedienen van en manoeuvreren met de auto;
  • (indien van toepassing) onderweg monitoren van de dierconditie en daarmee samenhangende klimatologische omstandigheden en anticiperen op zich voordoende veranderingen;
  • (toezien op het) naar buiten begeleiden (dieren) dan wel lossen van (producten/goederen) op de aangegeven adressen en begeleiden/transporteren naar bestemde plaats;
  • in ontvangst nemen van eventuele retourgoederen;
  • (laten) aftekenen van vrachtbrieven/ontvangstbonnen;
  • signaleren en melden van onvoorzien oponthoud en/of calamiteiten aan de afnemer en/of eigen organisatie.
  • aantal niet-gemelde manco’s (afwijkingen tussen laadpapieren en lading);
  • aantal klachten afnemers (omgang, fouten);
  • dierconditie;
  • aantal schades (auto, lading);
  • brandstofverbruik;
  • naleving afleverschema;
  • aantal meldingen/klachten over rijgedrag.
Onder­houd­­staat vrachtauto
  • uitvoeren van dagelijkse controles voor, tijdens en na de rit (brandstof, oliepeil, etc.);
  • uitvoeren van 1e lijns reparaties (lampen, oliepeil, bandenspanning e.d.);
  • in- en uitwendig schoonhouden van auto en laadruimte;
  • melden van storingen aan leidinggevende.
  • algehele staat van auto;
  • aantal storingen als gevolg van niet-tijdig melden;
  • aantal onnodige meldingen.
Registratie en admini­stratie
  • bijhouden van ritadministraties en brandstofinname, vermelden van bijzonderheden t.a.v. afleveringen, voorzieningen bij klanten, routes e.d.;
  • invullen en verwisselen van tachograaf.
  • juistheid en volledigheid administratie;
  • tijdige verwerking;
  • conform voorschrift.

Bezwarende omstandigheden

  • Krachtsuitoefening bij laad-, los- en transportwerkzaamheden.
  • Gedwongen of eenzijdige houding en oogspierbelasting bij autorijden, deelname aan verkeer is enerverend (centra, grote weg).
  • Hinder van weersomstandigheden bij laden en lossen.
  • Kans op letsel bij verkeersongevallen en laden en lossen (stoten, beknelling).

Het functieniveau wordt enkel bepaald door de inhoud van de functieomschrijving en niet door het competentieprofiel.

Kennis en vaardigheden

  • MBO 2 werk- en denkniveau.
  • Aantoonbare vaardigheden in het besturen/bedienen van en manoeuvreren met vrachtauto (rijbewijs C/CE inclusief code 95).
  • Inzicht in de functie, werking en het onderhoud van (onderdelen van) de vrachtauto.
  • Enige werkervaring in een vergelijkbare functie.

Competentieprofiel

Vakdeskundigheid toepassend (2):
  • werkt in een vlot tempo en kan met kleine wijzigingen omgaan;
  • is in staat eenvoudige taken goed en accuraat uit te voeren en maakt daarbij gebruik van eerdere ervaringen.
Plannend en organiserend (2):
  • slaagt erin het eigen werk zo voor te bereiden dat de handelingen op volgorde kunnen worden verricht;
  • is in staat in de gaten te houden of werkzaamheden volledig opschieten en meldt tijdig als het werk niet op tijd af zal zijn.
Klantgerichtheid (2):
  • houdt in zijn gedrag rekening met klanten;
  • is in staat passend te reageren op vragen/klachten van klanten voor zover dat in zijn/haar bereik ligt en verwijst anders door naar iemand die ze wel kan helpen.
Instructie- en proceduregerichtheid (2):
  • volgt de voorgeschreven procedures op;
  • is alert op (veiligheids)risico’s.
Middelenbewustzijn (2):
  • is in staat te zorgen voor de benodigde materialen en middelen;
  • gebruikt materialen en middelen op de geëigende manier;
  • is in staat te zorgen voor onderhoud en opslag van de hem toevertrouwde materialen en middelen.